zondag

27 juni 1952

Er zijn verkiezingen geweest en de P.v.d.A. heeft dik gewonnen. We zijn nu even groot als de K.V.P.: beide 30 van de 100 zetels. De P.v.d.A. won 3 zetels; de K.V.P. verloor er 2. De A.R. ging van 13 naar 12; de C.H.U. bleef op 9; de V.V.D. van 8 naar 9; de C.P.N. van 8 naar 6; de lijst Welter (een rechtse afsplitsing van de K.V.P.) van 1 naar 2. De overige partijen haalden geen zetel.
Bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer, altijd een rots aan het been van de democratie, ging het K.V.P. iets gunstiger af: zij bleef de grootste met 17 zetels (een zetel winst), de overige partijen kregen evenveel zetels als de vorige keer: PvdA (14), A.R. (7), C.H.U. (6), V.V.D. (4), C.P.N. (2).
De ene zetel winst voor de K.V.P. laat zien dat de getrapte verkiezin-gen, de eerste kamer wordt immers gekozen door de provinciale staten die al eerder gekozen zijn, een wezenlijk conservatief element in ons staatsbestel zijn. Ze geven niet de huidige toestand van het volk weer, maar die van een tijd geleden. Die eerste kamer kan eigen-lijk beter weg.