maandag

7 april 1954

Het gaat goed met de Nederlandse economie. Werkloos zijn alleen mensen die net ontslagen zijn en nog geen nieuw werk hebben gevon-den en de beroepswerklozen. Als we die beide groepen buiten be-schouwing laten is er in Nederland nu volledige werkgelegenheid. Iedereen die wil werken, kan werken.
Dat is mogelijk omdat de Nederlandse overheid de lonen kunstmatig laag houdt. Daardoor zijn onze producten op de wereldmarkt goed-koop en kunnen ze makkelijk verkocht worden. En zelfs met die lagen lonen groeit voor ons de welvaart, al is het langzaam.
De werkgevers zijn echter niet tevreden. Omdat de lonen vastliggen kunnen ze arbeiders die extra presteren geen extra loon geven. Daar-door is de arbeidsproductiviteit niet zo hoog als wel mogelijk zou zijn. Daarbij komt nog dat in de seizoensarbeid meer te verdienen valt, zodat mensen soms een vaste baan laten voor wat ze is en over-stappen naar dergelijk tijdelijk werk. Mocht men na afloop geen nieuw werk vinden dan kan men altijd nog terecht bij de wachtgeld- en werkloosheidsverzekering.
Kortom, enerzijds wil men de lage-lonen-politiek wel loslaten, maar anderzijds ziet men ook wel in dat dat de prijzen zal opdrijven en de omzet verlagen. Dus wat willen de werkgevers en de economen: geen volledige werkgelegenheid, minder zekerheden in de vorm van werk-loosheidsverzekeringen en meer vrijheid bij het vaststellen van de loonshoogte. Op de vakbeweging wordt een beroep gedaan de rede-lijkheid van deze wensen in te zien. Anders zouden onze welvaart en werkgelegenheid in gevaar komen.
Dus om de werkgelegenheid te redden, moeten er meer werklozen komen; om voor iedereen de welvaart te verhogen, moeten sommige mensen meer verdienen; om de mensen met plezier naar hun werk te laten gaan moeten de werkloosheidsverzekeringen afgeschaft wor-den. Geniaal!